Geduld is een schone zaak

Zoals de meesten van jullie weten, werk ik al een tijdje in de horeca. In al die jaren ben ik erachter gekomen dat mensen die gaan genieten van iets lekkers, meestal op een vrije dag, het minste tijd hebben van iedereen. Zo mocht ik de afgelopen dagen een aantal piekmomenten werken en ik ben aangenaam verrast door de verschillende opmerkingen van gasten de vinden dat ze te lang moeten wachten.

Gisteren komt een collega naar me toe met de mededeling dat een gast aan hem gevraagd had of onze bonen soms nog in Brazilië gehaald moesten worden. Na nader onderzoek bleek dat ze AL 4 minuten op koffie aan het wachten waren. Nu is mijn werk in bezit van een hypermodern hybride koffiezetapparaat, dat de bonen (uit Brazilië, Timboektoe of welke koffieplantage dan ook) vers maalt, vervolgs drupt de koffie in een kopje en komt er een heerlijk crèmelaagje op. Ondertussen zetten wij een schoteltje klaar, suiker en melk én een koekje erbij. Daarnaast doen we slagroom in een glaasje, waaronder een koffielikeur zit, want hé, service van de zaak. Daarna komt een andere werknemer om het dienblad op te halen en dit naar de gast toe te brengen. Als laatste zet de werknemer de koffie met een lach op tafel en wenst de gast dat de koffie zal smaken. Dit hele proces van de bestelling van de koffie totdat deze op tafel staat hoort een beleving van de gast te zijn. Thuis druk je op een knop, komt er slappe Senseo uit een apparaat en that’s it. Maar lieve gasten, wanneer je in een restaurant, café of wat dan ook een koffie bestelt, geniet dan ondertussen van de sfeer, de accessoires of maak een praatje met degene die je bediend. Vinden ze leuk, want daarom doen ze dat werk. Niet om zich af te vragen of de koffiebonen uit Brazilië komen of dat 4 minuten wachten op een koffie ‘wel erg lang is want thuis gaat dat veel sneller.’

Dat mensen het excuus ‘want thuis…’ gebruiken daar ben ik sowieso allergisch voor. Waarom ga je ergens anders iets eten of drinken, als het thuis beter is? Begrijp me niet verkeerd, ik doe de horeca al jaren met veel plezier. Maar dit soort mensen kan dagen echt verpesten. Ga dan thuis je appeltaart bakken, nodig je breivriendinnen uit en speel zelf voor horecamedewerker. Of ga zelf hamburgers bakken, die perfect op temperatuur zijn als ze even op het aanrecht gestaan hebben. Of zet je fancypancy Nespressoapparaat aan voor een heerlijk kopje koffie. Bedenk er dan wel bij dat je een stukje beleving mist. Want horeca draait om beleving. Niet alleen voor een gast, maar ook voor ons als medewerkers.

Ik wil met dit verhaal geen mensen ontmoedigen om koffie te gaan drinken of uit eten te gaan. Maar bedenk je voordat je klaagt dat wij horecamedewerkers ook maar mensen zijn. Daarbij zijn 9 van de 10 horecamensen keiharde werkers, die dag in dag uit met veel plezier dienbladen uitdragen en gerechten koken. En op sommige dagen willen zoveel mensen genieten van een horecabeleving, dat wij armen en benen te kort komen. En geloof me, op die momenten lopen onze benen harder dan ze kunnen. Draaien onze lichamen overuren. En dat allemaal om u een beleving te bieden. Het enige dat op die momenten van u vragen, is een beetje begrip. Die koffie komt wel, en ook uw gerecht zijn we meestal niet vergeten. En wilt u dan toch een opmerking maken, voor een vriendelijk persoon willen wij best nóg wat harder lopen.

De klant is koning, maar ook een koning kent zijn manieren 😉

Het Haagse kinderfeestje

Wat ben ik blij, als ik volgende week de krant weer kan lezen zonder politiek geneuzel voorafgaand aan de verkiezingen. Helaas gaat het dan weer over coalities vormen en wie elkaar het licht in de ogen wel of juist niet gunt. Want laten we eerlijk zijn, gaat het tegenwoordig nog over iets anders?

Al die verkiezingscampagnes laten mij vooral inzien dat je je als politicus behoorlijk kinderachtig mag gedragen. Van het roepen van uitspraken die je nooit waar kan maken, tot het negeren van een uitnodiging voor een vrij belangrijk debat. Want de kiezer, die hoeft het allemaal niet zo nauwkeurig te weten. Is dit serieus wat er overgebleven is van een democratisch land, waar het volk bepaald wie het land bestuurt? In mijn ogen is het fenomeen ‘democratie’ an sich al een grote leugen. Doen alsof het gepeupel inspraak heeft in de keuzes die in de hogere compartimenten van het land genomen worden. Dus roepen alle politici vooral wat het volk wil horen, om vervolgens na de verkiezingen het hele programma om te gooien. En het dan gek vinden als mensen boos worden om bepaalde regels, ze hebben toch voor hun partij gekozen? Nee, de kiezer kiest voor een programma, niet voor een bepaalde partij. Zou lekker zijn als alles in het leven zo ging. Meld je je aan voor een cursus Chinees, blijkt het uiteindelijk Japans te zijn; de tekentjes lijken er wel op, maar in werkelijkheid is het heel iets anders. Of je gaat naar de supermarkt om bananen te halen die in de bonus zijn, kom je daar aan, blijken het courgetten te zijn. Achja, klein verschil, merkt niemand toch?

Maar blijkbaar is dat in de politiek geoorloofd, mensen dingen voorhouden die niet waar zijn. Of iets roepen dat je nooit kunt waarmaken. Er zullen altijd idioten zijn die het geloven en daardoor op bepaalde politici stemmen. Want stemmen ronselen, dat is het enige dat op het moment telt. Politici die doen alsof ze één zijn met het volk, samen een biertje met ze drinken en oud-Hollandse spellen met ze spelen. Terwijl nog geen 10 meter verderop beveiliging staat, omdat het zo maar eens fout kan gaan. Een gekke wereld is het geworden, dat politiek gedoe. En te veel mensen blijven erin trappen.

Ik heb medelijden, met iedereen die moet gaan stemmen. De vastberaden kiezer, die waarschijnlijk toch bedrogen uitkomt. De zwevende kiezer, die de komende week nog op alle fronten uit elkaar getrokken wordt, om toch zijn keuze te maken. Gelukkig woonde ik op 30 januari, toen Nederland geïnventariseerd werd, niet in officieel Nederland. De stempas gaat me deze keer aan mijn neus voorbij. Of ik daarom moet treuren? Ik denk het niet. Ik hoef deze keer geen beslissing te nemen en kom achteraf ook niet bedrogen uit.

Voor de politici is het wachten op de uitnodiging van het feestje van de winnende partij. “Kom je ook naar mijn coalitiefeestje? Wat we gaan doen blijft nog een verrassing! P.S. Neem je zwemspullen mee.” En zo gaat het dadelijk bij de coalitie ook, wie komt er wel en wie komt er niet? En waarschijnlijk is het hele politieke plan, voor de winnende partij ook nog een verrassing.

De grijze jaren

Nee, ik ga het niet hebben over Mr. Grey en zijn vijftig tinten. Hij en Anastacia bevinden zich wel in de periode waar ik over wil schrijven. De grijze zone tussen je 20e en je 30e levensjaar, the roaring twenties, de bijna-post-puberteit en de pre-volwassenheid. Met mijn 25 lentes jong, zit ik er middenin. Het zijn een beetje gekke jaren, die eerste tien van de -tig waar je nooit meer uitkomt (tenzij je 100 wordt).

Tussen je 20e en je 30e kun je zowat alles zijn wat je wil. Om me heen zie ik mensen van mijn leeftijd een huis kopen en een gezin stichten. Anderen zitten nog op school of beginnen net aan een nieuwe opleiding. Want wanneer je twenty-something bent, ben je alles. 27 en nog student? Prima. 23 en een baby? Ge-wel-dig. 25 en een eigen bedrijf starten? Bravo! Alles kan en alles mag in deze 10 jaar, iedereen is aan het uitzoeken wat zijn of haar levenspad gaat worden.

Maar het feit dat alles kan en alles mag, maakt het net de tien gekste jaren van je leven. Althans, dat denk ik. Het ene moment rond je net je middelbare school af, start je een carrière op een nieuwe school. De ander kiest ervoor om school goedendag te zeggen en fulltime te gaan werken. En voor je het weet ben je halverwege die jaren twintig en heb je opeens een huis, kind en ben je misschien wel getrouwd. Is dat het leven dat je gepland had rond je 15e? Waarschijnlijk niet, maar wat maakt het uit? Stel je voor dat ons leven helemaal bepaald was bij onze geboorte, dat we precies wisten hoe en waar we zouden eindigen. Die tien jaar tussen je 20e en je 30e maken je tot wie je bent, van kind of tiener tot volwassene. Van scholier of student tot werknemer of misschien wel eigen baas. En wat je op je 20e voor ogen hebt, is na een jaar waarschijnlijk alweer veranderd. En dat is het mooie aan de jaren als twintiger, alles kan en alles mag.

Ik heb er nog iets minder dan vijf te gaan. Waar ik vier jaar geleden nog geen flauw benul had wat ik wilde, mijn dagen vulde met werken, stappen en verloren rondlopen op deze planeet, rond ik in juni een bacheloropleiding af en ben ik opeens Officemanager in Event- en Projectmanagement. Weet ik nu dan wel wat ik wil? Kort maar krachtig: nee. Ik wil geen Pinkpop of Tomorrowland organiseren. Ik wil geen grote projecten leiden omdat ik die titel dadelijk draag. Ik bevind me nog middenin de grijze zone van mijn leven, en het enige wat ik weet, is dat ik mensen blij wil maken. Blij maken met een mooie bruiloft, een mooi geschreven tekst of een inspirerend evenement. Hoe ik dat ga invullen? Geen flauw benul eerlijk gezegd. Maar je weet, in je twintiger jaren kan alles en mag alles.

Er zijn dagen dat ik me volwassen en verantwoordelijk voel. Ik run een huishouden naast een interessante stage die me inzicht in mijn toekomstplannen geeft, naast een (bij)baan die ik met passie uitvoer. Die combinatie stuurt me langzaam in de richting die ik in de toekomst wil doen. (Culinaire) evenementen en horeca, ze hebben allebei te maken met mensen het leven laten beleven.

Maar er zijn ook dagen dat ik me een kind van twaalf voel, als met mijn wederhelft een dialoog hou tussen onze katten en kabouter Plop kijk met mijn tweejarig nichtje. Keuzes hoeven we als twintiger nog niet definitief te maken, dat denk je tenminste. Maar langzaamaan kies je wel degelijk definitief. Niet altijd, want ik zit nog steeds in de grijze zone, waar alles kan en alles mag.

Grande Finale

Januari is half voorbij, de meeste mensen hebben net afgeteld naar een nieuw jaar en zitten er nu al lekker in. Voor mij is de maand van ‘de laatste …’ aangebroken. Van de laatste keer op ‘kot’ slapen, de laatste keer écht studeren, de laatste keer examens maken tot de laatste keer een pot pindakaas openen op kot en de laatste keer in de trein (halleluja). La Grande Finale is aangebroken.

Over twee weken begint mijn stage, lekker vertrouwd in het Limburgse. Daarmee komt er een einde aan het Antwerpse tijdperk in mijn bestaan. Drie jaar geleden besloot ik Limburgia te verlaten en mijn geluk te zoeken in ’t Stad. Al snel kwam ik naast ieder weekend, ook dagen door de week naar huis. Dat stadse leventje was toch niet zo mijn ding. Stoplichten, trams, hordes bussen en schoolgaande kinderen, ik was het allemaal niet gewent. Je kunt het meisje wel van de boerderij halen, maar de boerderij niet uit het meisje. Van een tuin rond het huis zo groot als het Antwerpse Stadpark (grapje), naar enkel mos op de vensterbanken. Van overal met de auto naar toe gaan, naar alles fijn in de buurt. Van mijn geliefde wandelingen over de dijk, naar wandelingen langs de straat (lekker binnen gapen bij iedereen). Nee, ’t Stad heeft mijn hart niet zozeer gewonnen dat ik er wil blijven.

Maar Antwerpen heeft zeker wel een plekje in mijn hart gewonnen. Ik heb er tenslotte toch 3 jaar herinneringen gemaakt. En dan vooral mijn schoolavontuur. Het was ergens wel een sprong in het diepe, weer gaan studeren en ook nog in het buitenland. En dan kom je daar, halverwege het jaar, als Nederlander, tussen de Belgen. Niemand die iets tegen je zegt, want als Belgen eenmaal een groepje hebben, komt daar niemand meer in of uit. Althans, zo zag ik dat. Maar het eerste halfjaar overleefde ik door als einzelgänger veel te sporten en me volledig op school te storten. Je moet wat. Vanaf het nieuwe academiejaar kwam ik in een klas waar eigenlijk niemand zich nog kende. YES, time to make friends. Zo gezegd, zo gedaan. En mede door Astrid, mijn partner in crime, mijn all time ‘KDG-buddy’ en theeleut, zijn de afgelopen 2,5 jaar tot een succes geworden. Als wij samen een blog begonnen waren met onze gesprekken, zouden we geld verdiend hebben. Zo zien wij dat in elk geval. Elkaars klaagmuur, sad violisten en hier en daar CAPSLOCK FOR LIFE. Duizendmaal dank, lieve Astrid, voor je eindeloze aanmoediging als ik het stressniveau van bepaalde, niet nader te noemen, personen aannam. Dat we in onze toekomst nog vaak samen een viool mogen spelen!

Half mei ben ik als het goed is ‘student-af’. Dan is het afgelopen met op en neer reizen. Afgelopen met op twee plekken wonen. Geen dubbele spullen meer. Geen leefruimte van 20m2 meer. Vanaf dan is het één huis, met nog steeds veel dubbele spullen. Tijd om te gaan werken, in een baan en aan de toekomst. Om te dromen over misschien wel een eigen bedrijf, in evenementen of toch de horeca? Ik beloof jullie een terugblik over 10 jaar, kijken waar we gestrand zijn. Voor nu, Antwerpen merci, om mij drie jaar te verwelkomen en me wijzer te laten vertrekken. Voor gezellige avonden in Kelly’s Irish pub en alle lekker restaurantjes. Voor de hardlooprondjes in het park en de fietsrondjes door ’t Zuid. Beste Antwerpen, ‘k Zien a geire en tot ziens!

Leeve Bernadette

Leeve Bernadette

’t Is inmiddels al döbbel zwalang datse d’r neet mjè bés, dan datse d’r ooit waal waors. Ich zal ’t nwats vergaete, 26 februari 2000, de daag tôt ich es achjäörig meadsje inins jèl good begreep, wat onbegrip waor. De daag van te veure kaomp geer truk van Zwitserland nao ein skivakantie met Jo en Peter en Hilly. 850 kilomaeter gevare, niks aan de hand. Ich hou die waek bie oma geslaope en zou ’s aoves, es geer alles houwt oetgepakt, weer heivers gaon. Mèh opins zaot oma aan de taofel te huule, en zag Anke, tôt stich erg krank waors. Onweitend bleef ich nog ein nach bie oma.

’s Mörriges kaom Hilly mich haole, ich weit nog good dat ’t eine witte jas droog. ’t Naom mich mét nao de stèl, en op ’n pak strwè vertelde ’t mich, dat stich de daag van te veure plotseling gestorreve waors. Zittend op eine stool veur de speegel aan de vinster. Eine hartaanval, en neemes dae nog get veur dich kôs doon. Ich waor ach jaor, en mien twjèdde mam storf. Degene wa ich altied alles moch, wat mich zwaväöl hou geljèrd, en wavan ich nog väöl hou wille ljèrre, waor d’r opins neet mjè.

D’r gaon daag, misjien soms zelf waeke veurbie dat ich neet aan dich dénk. Mèh in eine tied wa väöl verandert, zou ich zwa gaer nog ins bie dich langskomme. Ich weit zeker tôt de Cup-a-soup vaerdig zou staon, dien naegel sjwan rwad gelak zouwe zeen, en tôt mien slaopkamer opgeruimp zou zeen, veur es ich soms toch bleef slaope. Want zwa waor ’t altied, dan kaom ich door de wei aaf door ’t päörtsje in de hégk, speciaal veur ôs gemaak. Dan ginge v’r e ritsje make in de Peugeot, en moch ich op diene sjwat d’n auto besture. Of op goonsdigmiddig nao de sjwal in Ulestraote, gezéllig spele met de kénger waste lés aan goofs. Ich hou e laeve wie God in Frankriek es ich bie dich waor. Door dich kôs ich op jonge laeftied al good laeze. De wols mich neet döbbel laote peutere in groep 2. Oefende mét mich veur mien kemmune. En dat waor auch ’t léste datse veur mich deechs.

Ongertössje zeen zwaväöl dinger gewaes, wabiese houws kénne hellepe, of mich raod houws kénne gaeve. Mien keus op de middelbaar sjwal, daonao veur ein hbo-opleiding. En neet allein bie keuzes veur sjwal dénk ich aan dich, mèh bie honderddoezend anger dinger.

Ich vraog mich waal ins aan, of ich dezelfde persoon gewore waor, es dich waors blieve laeve. Neet tôt ’t noe neet good is, puur oet nuusjèrrigheid. ’t Versjil zal ich nwats weite, en dao höb ich auch vrae mét. Tieje verangere en luu verangere. Es dich noe plotseling weer hie zouws zeen, zouwse versteld staon, misjien zellefs teleurgestéld zeen, van wie t noe allemaol draan toe geit.

Soms is ’t laeve onjèrlik, verleeze v’r luu die nog neet maoge gaon. Ich hou nog zwaväöl aan dich wille vraoge in mien laeve. En ich vraog mich dékker aaf wiese véngs tôt ich t noe doon.

Ich zou zwa gaer nog ins “effe kômme plenke”. Gewoon effekes, al waor t mèr veur eine kjer …

Proficiat!

Leefs

Elke

 

Lieve Bernadette

Het is inmiddels al dubbel zolang dat je er niet meer bent, dan dat je er ooit wel was. Ik zal het nooit vergeten. 26 februari 2000, de dag dat ik als achtjarig meisje opeens heel goed begreep, wat onbegrip was. De dag ervoor kwamen jullie terug van vakantie met Jo en Peter en Hilly. 850 kilometer gereden, niks aan de hand. Ik had bij oma gelogeerd, en zou ’s avonds, nadat alles uitgepakt was, naar huis gaan. Maar opeens zat oma aan tafel te huilen en zei Anke, mijn tante, dat je erg ziek was. Onwetend bleef ik nog een nachtje bij oma.

’s Morgens kwam Hilly me halen, ik weet nog dat ze een witte jas droeg. Ze nam me mee naar de stallen, en op een pak stro vertelde ze me, dat jij de dag ervoor plotseling overleden was. Zittend op een stoel, voor een spiegel aan het raam. Een hartstilstand, en niemand die nog iets voor je kon doen. Ik was acht jaar, en mijn tweede moeder overleed. Degene waar ik altijd alles mocht, die me zoveel had geleerd, en waarvan ik nog veel had willen leren, was er niet meer.

Er gaan dagen, misschien soms zelf weken voorbij dat ik niet aan je denk. Maar in een tijd waar er veel verandert, zou ik zo graag nog eens bij je langskomen. Ik weet dat de Cup-a-soup zou klaar staan, je nagels mooi roodgelakt zouden zijn, en mijn slaapkamer zoals altijd netjes opgeruimd. Want zo was het altijd, voor als ik soms toch bleef slapen. Dan kwam ik van bij ons thuis gelopen door de wei, waar een hekje in de heg zat, speciaal voor ons. Dan gingen we een ritje maken in de Peugeot, en mocht ik op je schoot de auto besturen. Of op woensdagmiddag naar Ulestraten, gezellig spelen met de kinderen waar je les aan gaf. Ik had een leven als God in Frankrijk als ik bij jou was. Jij zorgde ervoor dat ik op jonge leeftijd al goed kon lezen. Wilde me niet dubbel laten peuteren in groep 2. Oefende met me voor mijn communie. En dat was ook het laatste wat je voor me deed.

Ondertussen zijn er zoveel dingen geweest, waarbij jij had kunnen helpen, of me raad had kunnen geven. Mijn keuze op de middelbare school, daarna voor een hbo-opleiding. Niet alleen bij keuzes voor school denk ik aan jou, maar bij honderdduizend andere dingen.

Ik vraag me weleens af, of ik dezelfde persoon geworden was, als jij was blijven leven. Niet dat het nu niet goed is, pure nieuwsgierigheid. Het verschil zal ik nooit weten. En daar heb ik ook wel vrede mee. Tijden veranderen en mensen veranderen. Als je er nu plotseling weer zou zijn, zou je versteld staan van hoe het er nu allemaal aan toe gaat.

Soms is het leven oneerlijk, verliezen we mensen die nog niet mogen gaan. Ik had nog zoveel aan je willen vragen in mijn leven. Ik vraag me vaker af hoe je zou vinden dat ik het doe momenteel.

Ik zou zo graag nog eens ‘effe komme plenke’. Gewoon eventjes, al was het maar voor een keer.

Proficiat!

Liefs

Elke

Zeurpietendiscussie

In Nederland heerst al zo’n twee jaar de zwarte pietendiscussie. Ik bemoei me daar niet zo mee, heb er niet echt een mening over en vind zwarte, gekleurde of stroopwafelpieten allemaal prima. Nee, wat mij stoort, is de zeurpietendiscussie in mijn directe omgeving, en dan vooral die op dinsdag, woensdag en donderdag. Dat zijn namelijk de enige dagen die ik nog op school doorbreng (lees: niet alleen de dagen die ik ermee bezig ben).

Over drie weken zit mijn fulltime lessen volgen erop. Na de vakantie, examens en een vrije week begint mijn stage. Voor die tijd verwachten ze van ons op school dat we nog wat portfolio’s en opdrachten maken. Niet meer dan normaal, op een hogeschool. Maar blijkbaar, is dat voor sommige mensen nogal stressvol. En die mensen veroorzaken voor mij een ware ‘zeurpietendiscussie’. Want het zijn zoveel portfolio’s, en deadlines zijn zo kort, en we redden het allemaal niet (speak for yourself) en het geeft zoveel stress, en … en …

Knettergek wordt ik ervan, dat gezeur. Iedere les, elke dag opnieuw. Zet er een zielig vioolmuziekje onder, en je hebt een geweldig sentimentele film. Ik vraag me af hoe dit soort mensen het in het bedrijfsleven gaat aanpakken. Ook zeuren bij de baas, zodat die zegt: “Aaah weet je wat, voor jou zetten we de deadline een week later!” of nog beter: “Laat die opdracht maar zitten, klanten genoeg!” Een hogeschool hoort je voor te bereiden op het echte leven. En in het echte leven heb je nu eenmaal deadlines en taken, die soms misschien wat veel zijn. Het is niet voor niks dat ik én naar school ga, én daarbij werk én probeer een huishouden te runnen én 3 tot 4 keer per week sport. En ik haal mijn deadlines ook. Mijn taken zijn af omdat ik weet dat ik in het weekend moet werken en ons huis moet poetsen. Mijn wederhelft en katten willen ook wat aandacht.

Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Studeren vergt nou eenmaal energie, en je hoeft echt niet altijd het hoogste punt te halen. Wees reëel en neem soms genoegen met iets minder. Niemand kan voor altijd, alle ballen hoog houden. Mij is het soms ook te veel. En dan zeur ik ook. Maar niet de hele dag, of tegen iedereen. Want als mensen gemekker willen horen, dan kopen ze wel een geit.

Was ik maar geboren in de jaren van mijn ouders…

Vandaag draait Q Music België de Rock 100. En ondanks dat ik deze week toch echt een jaartje ouder werd, besef ik opeens dat ik zo’n 30 jaar te laat geboren ben. Hoe verder de nummers naar de 1 gaan, hoe meer bevestiging dat ik krijg. “Though it’s cold an looooooooonely in the deepth of night”, lig ik opgerold in een dekentje op de bank te genieten van elk nummer. Begrijp me niet verkeerd, rockmuziek van nu mag er ook zijn. Stiekem bij ik loeihard aan het hopen dat Kings Of Leon op Pinkpop komen. Maar de muziek uit de jaren 70, dat heeft iets.

Zo gauw er bij mij vijf glazen bier in gaan, blijk ik ook opeens alle teksten te kennen. En ik weet dat ik niet de enige van mijn leeftijd ben die dit ervaart (iknoemgeennamenmaareenvanmijnnichtjesheefttoegevenkuchniekekuch). Dansbaar, meezingbaar en garantie voor feest, dat is jaren 70 muziek. Tegenwoordig is muziek vooral om keihard te ‘party-en’. Zo ervaar ik housemuziek als een confettikanon dat op ontploffen staat, iets dat meestal ook gebeurt als je die liedjes hoort op een festival. Nee, bij muziek uit de jaren 70 kun je in de huiskamer met de gordijnen dicht nog eens lekker losgaan met een luchtgitaarsolo, denkend dat je je roeping als muzikant gemist hebt.

Momenteel zit Q music op nummer 60, dat betekent dat ik nog ongeveer de hele dag kan luisteren naar mijn favoriete muziek. Dat ik me nog de hele dag 30 jaar te jong kan voelen. En dat ik nog een hele dag luchtgitaar solo’s met losgegooide haren mag doen. Dat ik met mijn twee katten kan stagediven en ongegeneerd kan mee zingen op alle klassieker en nog te worden klassiekers.

Bespaar je een gluurtrip naar mijn huis, ik doe dit allemaal braaf met de gordijnen dicht 😉

“Want to tell you a story, ’bout a girl I know…… *gitaarsolooooooo*”

Concentratie level: Kartoffel

Daar zit ik dan, me al twee weken blind te staren op een boekje voor Frans. Als Nederlander in België hoort dat er nu eenmaal bij, dat Frans. Al 2,5 jaar doe ik mijn stinkende best om er iets van te maken, et j’ai réussi jusqu’à ajourd’hui! Maar hoe meer ik me blind staat op de taal van de Belgische zuiderlingen, hoe meer mijn concentratie level afzakt naar kartoffel. Oftewel, alles is interessanter dan Frans studeren.

Te beginnen thuis, de was doen en strijken zijn opeens top prioriteit. En stofzuigen was natuurlijk ook nodig. Laat staan dweilen, dat kan echt geen dagen meer wachten. En dan kreeg ik nog een uitnodiging om naar de BBB Horecabeurs in het Mecc te gaan. Tuuuuuuurlijk ga ik! Om mijn schuldgevoel van het niet-studeren enigszins te onderdrukken, ging ik op de beurs kijken naar Laurent Favre-Mot, een Franse patissier. Zo werkte ik toch een beetje aan mijn Franse vocabulaire uitbreiding, mais oui!

Daarna in de trein, de ideale plek om te studeren. Maar wanneer het echt moet, zijn telefoongesprekken van anderen opeens zeer interessant. Of de Facebook van je buurman meelezen. En naar buiten kijken, je afvragen waarom een boer in godsnaam nog gras heeft afliggen… Oh, en niet te vergeten, de binnenkant van mijn ogen, want daar gebeuren spannende dingen.

Als laatste op mijn kot, blijkt dat daar óók gestofzuigd en gedweild kan worden. Hoera! Nog meer studieontwijkende maatregelen. En de kastjes, misschien kan ik die eens opnieuw indelen… Al met al zijn er zoveel dingen leuker dan Frans studeren.

Maar nu zit ik hier nog steeds met een ijzeren wil en motivatie om als Nederlandse Belg (of Belgische Nederlander?) mijn Frans met goede cijfers achter me te laten over een half jaar. Om me daarna te focussen op dingen die ik leuker vind om te doen. Nee, niet wassen en strijken of doelloos naar buiten kijken. Werken bijvoorbeeld, nutteloos op de bank hangen zonder de drang te moeten studeren. Met een gevoel van: Ik heb niks te studeren, wat ga ik doen met mijn leven?! Grapje, er is nog zoveel te doen dan alleen studeren. Maar voor nu, je vais continuer étuder mon français et j’espère que vous trouviez mon blog très intéressant.

À bientôt. Kartoffel.

HOERA, het is een tweeling!

Eergisteravond was het zo ver. Na weken wikken en wegen, was de adoptie rond. Mijn wederhelft en ik zijn trotse ouders van Pierre en Gilbert! Helaas kon hun moeder niet meer voor ze zorgen, en in een gezin met 30 kinderen moet je er soms een aantal afstaan.

Het huis werd kid(t)-proof gemaakt. Papjes, brokjes en speeltjes lagen klaar. Na een lange reis van drie minuten waren de twee baby’s in hun nieuwe thuis. Meteen op verkenningstocht, om vervolgens tevreden in hun wiegje te belanden. Gisterochtend waren we zelf zo vroeg op, dat ze nog lekker lagen te slapen.

Maar omdat ze allebei nogal verkouden waren, was een bezoekje aan de dokter geen overbodige luxe. Meteen aan de antibiotica, arme kindjes. Hopelijk zijn ze over 10 dagen kerngezond en kunnen we volop gaan genieten. Nou ja, genieten… Voor butler spelen eerder gezegd. Pierre en Gilbert zijn namelijk geen echte baby’s, wat had je gedacht met mijn niet aanwezige kinderwens. Nee, ze zijn datgene wat je wel eens na een heftige avond drinken hebt; een kater. Twee zelfs. En katten hebben geen baasje zoals een hond, katten hebben butlers.

En die butlers poetsen iedere dag hun wc, zorgen dat er altijd eten is en als ze zich gedragen worden ze ook nog non-stop geaaid. Terwijl ik een poging tot Frans studeren doe, dartelen er twee zwarte panters om me heen. “EY, HONGER! – miauw”, en dan sta je op, loop je naar de kast en vul je het voerbakje. Vervolgens kijken ze je heel verbaasd aan, want DAT zat vanmorgen niet in dat bakje, nee dat was van dat vieze natte spul, veel lekkerder. En blijkbaar is de honger dan opeens voorbij. Ze druipen af, om zich vervolgens te wassen en in slaap te vallen. Ik snap het niet, als ik honger heb, wil ik gewoon íets te eten. Katten kunnen dat blijkbaar uitschakelen.

En dat is nou het fijne aan een kat, je hebt er nauwelijks omkijken naar. Zolang ze voer en water hebben, komen ze al een heel eind om zichzelf in leven te houden. Wat een leven, de hele dag op je luie reet zitten, die reet en de rest van je lichaam af en toe eens op je gemak wassen, en verder niets anders dan slapen en eten. Mocht reïncarnatie bestaan, dan kom ik terug als kat. Dan ga ik net als onze nieuwe Franse kameraden de hele dag niksen en profiteren van mijn butlers.

Studentenoma

Mijn eerste week zit erop. Het derde en laatste jaar van mijn Bachelor of Officemanagement. Over een kleine negen maanden ben ik afgestudeerd als Event- en Projectmanager. En ik ben dan 25 jaar.

Na drie maanden samenwonen, was doen, koken en een lekker huishoudelijk leventje geleid te hebben, was het me de eerste week wel. BAM opeens ben je het weer, student. Met mijn koffer in de trein, honderdduizend trappen op naar mijn nieuwe kamer. Tien vierkante meter kleiner wonen dan vorig jaar in Antwerpen. En nog wel minder vierkante meters dan in ons huis. Momenteel bevindt mijn douche zich op zo’n twintig centimeter van mijn kookplaat, onder mijn bed, en op twee meter van mijn bank. Excuseer, mijn ‘hoekelement’, want een bank past hier niet.

Mijn oude bank moest nog opgehaald worden, en mijn wederhelft was zo lief om dat dinsdag te komen doen. Na een tripje naar de gereedschapswinkel, nieuwe restaurants ontdekt, konden we aan de slag. Bank uit elkaar en in de auto geladen. Mijn wederhelft kwam met het plan om te blijven slapen, waarna ik me meteen afvroeg wáár hij dat ging doen. Na wat geschuif lag hij heel comfortabel op het kussen van mijn hoekelement. Dat hij daarvoor dubbelgevouwen moest liggen, was het ergste niet. Dat mijn onderbuurman relatieproblemen heeft waar een gast van de Jerry Springer show jaloers op zou zijn, dat was pas erg. De twee vonden dat ze dat moesten uitvechten in huis, en op straat. Achja, kan gebeuren.

En op dat moment dacht ik, ik word hier te oud voor. Ik ben misschien een zeikerd, maar heel dat studentenleven is aan mij voorbij gegaan. Na bijna drie jaar in Antwerpen zou ik nog steeds niet weten waar de studentenbuurt is. ‘t Vervolg heb ik nog nooit vanbinnen gezien en de keren dat ik hier dronken naar huis keerde, kwam ik uit Kelly’s Irish Pub gerold.

Is er überhaupt een bepaalde leeftijd dat je ‘te oud’ bent voor het studentenleven, of ben ik gewoon een studentenoma? Tijdens examens keer ik mijn studentenkaart om, stel je voor dat iemand mijn geboortejaar ziet. Leraren zijn plotseling niet veel ouder dan ik en leeftijdsgenoten trouwen en krijgen kinderen. En wat doe ik? Ik hoop vurig dat ik over negen maanden een mooi Bachelor diploma kan baren. Een paar weken daarna zal de babyborrel zijn, inclusief gepast feest. Ik word tenslotte Eventmanager. Tot die tijd party ik in Antwerpen ‘s avonds keihard met liters thee, ga ik braaf naar de les (what else to do als je de helft van ‘t Stad niet kent…) en geniet ik van mijn weekenden thuis.

Studeren als je wat ouder bent, het is me wat. Maar deze oma doet het wel maar mooi. Op stap gaan door de week, lieve medestudenten, CHAPEAU! Ik doe het jullie niet na. Mijn ‘recovertijd’ is namelijk net iets langer helaas…. Maar die bachelorbaby die ik over 9 maanden in mijn wiegje hoop te hebben, ga ik vieren, in eventmanagerstyle, met een week om bij te komen.