Van boeren moet je houden

Al bijna 25 jaar ben ik een boerendochter. Ik weet niet beter dan dat er bij ons thuis zo’n 90 koeien, 70 runderen en kalveren, 3 honden, 10 katten en wat kippen rondlopen. Dat het in het voorjaar naar vers uitgestrooide mest ruikt, en het weken later naar vers gemaaid gras ruikt. Het ene moment loop ik mooi in een jurkje op hakken, om vervolgens mijn laarzen aan te trekken en koeien te gaan vangen. Of te helpen bij een bevalling. Of kalfjes te laten drinken.

Dat ik opgegroeid ben op een boerderij, heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben. Ik zou het niet anders gewild hebben, dan op te groeien tussen dieren, in vrijheid en ruimte. Maar niet iedereen denkt zo positief over de (melk)veehouderij. En wanneer mensen hier (vaak onterecht) negatief over spreken, komt er stoom uit mijn oren als bij een wilde stier uit zijn neus. Ik hoor je zeggen: “Elke, leg uit, hoezo negatief?” Daar zal ik de volgende regels wat dieper op in gaan…

Kalfjes zijn zielig

Om een voorbeeld te nemen, in Nederland heb je de stichting Wakker Dier. Dit is een organisatie die zich inzet voor dierenwelzijn. In mijn ogen is het een groepje stadsmensen die vinden dat hun kaas, melk en vlees beter smaakt als ze protesteren tegen de huidige gang van zaken op boerenbedrijven. Een citaat van hun website www.wakkerdier.nl:

“Een melkkoe wordt ieder jaar (kunstmatig) bevrucht. Ze moet een kalf krijgen om de melkproductie op peil te houden, een koe produceert immers melk voor haar kalf. Het kalfje wordt meestal direct na de geboorte weggehaald, individueel opgesloten en krijgt (kunst)melk uit een emmer. Een beperkt deel van de kalfjes wordt opgefokt tot melkkoe, de rest – waaronder alle stiertjes – gaat op transport naar een ander bedrijf om te worden afgemest voor de productie van kalfsvlees.”

 Het gaat mij vooral om het vetgedrukte deel. Het is waar dat een kalf meteen wordt weggehaald bij de koe. Maar laten we niet vergeten dat het hier om koeien gaat, en geen mensen. Een koe weet niet dat ze drachtig is, ze voelt zich hooguit een paar maanden dik en op de dag van de bevalling voelt ze zich vreemd. Ze bevalt, wast meteen haar kalf en wijst het de weg naar de uier. Na een uur loopt het kalf en gaat het op in de kudde. De moeder komt af en toe kijken en voor de rest let de kudde op. Wanneer je een kalf na een dag zou weghalen, is er een band ontstaan en dan is het pas erg om het kalf weg te halen. Wanneer het kalfje na een uur wordt weggehaald en verzorgt wordt door de boer, gaan ze hem als ‘moeder’ zien.

Een artikel van The Milk Story (www.themilkstory.nl) waar een boerin ongeveer hetzelfde uitlegt:

“Allereerst is het hartverscheurend wanneer je het kalf en de koe pas na enige tijd gaat scheiden, het geloei wat hierop volgt gaat door merg en been. Het direct scheiden van moeder en kalf is wat dat betreft veel beter, het doet de koeien niets, met een enkeling daargelaten. We mogen niet vergeten dat koeien geen mensen zijn. Een koe is een vluchtdier en kan direct na de geboorte lopen. In de natuur laat de moeder het kalf achter in bosjes en zoekt de kudde op, om af en toe terug te komen om het kalf te voeden. Het natuurlijk gedrag van het kalf bestaat ook niet voor niets voor meer dan 70 procent uit het socialiseren met soortgenoten.”

 “Een kalf heeft na geboorte geen afweerstoffen, daarom is snel de eerste biest nodig. Wanneer je het kalf van de koe scheidt, kun je veel beter sturen op deze biestopname. Het huidige stallensysteem met roosters en mestschuiven is niet geschikt voor kalveren. In de wei is het ook gevaarlijk, denk alleen al aan het verdrinkingsgevaar in aangrenzende sloten. Een stal aanpassen is voor veel boeren niet haalbaar, de laatste jaren is er door de sector enorm geïnvesteerd in nieuwe stallen die speciaal zijn gericht op een zo hoog mogelijk dierenwelzijn, deze stallen nu aanpassen is echt te duur.”

Ik ben dus echt niet de enige die dit zegt. Kalveren worden niet weggehaald uit geldperspectief, maar uit gezondheidsperpectief. Voor koe én kalf. Boeren zijn geen beulen die koeien als machines zien, het zijn dierenliefhebbers die het beste voor hebben met hun dieren. Althans, als ik mijn ouders zie.

Een ander citaat van Wakker Dier:

 “Van nature wordt een koe gemiddeld veertien jaar oud. Maar een melkkoe in de vee-industrie haalt dit zelden. Bij verminderde vruchtbaarheid, een lagere melkproductie of bij poot-, klauw- of uierproblemen wordt ze afgevoerd naar het slachthuis. Een melkkoe wordt nu vaak niet ouder dan zes jaar oud.”

 Op onze boerderij worden koeien gemiddeld tien jaar oud. Veertien jaar is écht heel oud voor een koe, dus hoe Wakker Dier aan dit ‘gemiddelde’ komt, weet ik niet. Onze oudste koe is zestien jaar, en lichamelijk nog best sterk. Ze heeft meer dan tien kalveren gekregen en is momenteel weer drachtig. Deze keer niet van zichzelf, maar van een embryo, want door haar leeftijd raakt ze moeilijk bevrucht. Nu kun je zeggen: “Jullie bevruchten deze koe alleen maar omdat ze melk moet geven.” Maar je kunt het ook van de andere kant bekijken en zeggen: “Deze koe heeft een verhaal en is al zolang op onze boerderij. Afscheid nemen is moeilijk.” En dat is ook zo. Wanneer mijn ouders besluiten om afscheid te nemen van koeien die niet meer produceren of functioneren zoals het zou ‘moeten’, staan ze bijna te huilen bij de vrachtwagen die ze komt ophalen. Ze kennen elke koe bij naam en iedere koe heeft een verhaal. Daar neem je niet zomaar afscheid van.

7 dagen per week, 24 uur per dag

Ellen Colpa, melkveehoudster in Frankrijk:

“Dag en nacht moeten we klaarstaan voor onze koeien, zeven dagen per week en 365 dagen per jaar. Overuren, die standaard gemaakt worden tijdens de zaai- en oogstperiodes, worden wanneer je geluk hebt gecompenseerd gedurende de relatief rustige winterperiode. Maar zodra het sneeuwt of vriest ben je al snel een groot gedeelte van de dag kwijt met sneeuwschuiven, waterleidingen ontdooien, bevroren trekkers opstarten of vastgevroren mestschuiven losbikken. Extra werk dat je er gratis bij krijgt.

Omdat een melkveebedrijf niet eenvoudig is over te dragen aan een vreemde en bedrijfsvervanging erg kostbaar is, gaan we niet meer zoals voorheen vijf weken per jaar op vakantie. Drie weken er op uit in de zomer en een weekje in het voor- en najaar zit er niet meer in.

Wanneer we ziek zijn, werken we gewoon door omdat je de ander niet met een dubbele hoeveelheid werk wil opzadelen. Ook wanneer je een dikke griep onder de leden hebt, moeten de koeien gevoerd en gemolken worden. Tijdens mijn zwangerschapsverlof kreeg ik recht op een bedrijfshulp voor 35 uur per week. Meestal waren die 35 uur donderdag al gemaakt en hadden we geluk dat er met de hulp voor de vrijdag en het weekend wel iets te ‘regelen’ viel.”

Wat mevrouw Colpa hier vertelt, is de ene herkenning na de andere. Gaan mijn ouders op vakantie, dan doen mijn broer en ik de boerderij. Gaan we alle 4 op vakantie, dan komt er een vriend van mijn ouders alles regelen. Maar wanneer hem iets niet lukt, belt hij, op welk tijdstip dan ook. Voor een gewone werknemer is het de dag voor vakantie slechts de deur van kantoor sluiten en vertrekken voor een zorgeloze week. Boeren kunnen niet de poorten van de stal sluiten en vertrekken. Ze blijven altijd bereikbaar voor de mensen aan wie ze hun ‘dames’ hebben overgedragen voor de vakantieweek. En wanneer ze dan op vakantie zijn, gebeurd er altijd iets speciaals. Een voorbeeld: een paar jaar geleden waren mijn ouders op hun jaarlijkse weekendje weg. Mijn broer was aan het werk en ik was op de boerderij. Tijdens een rondje door de stal zag ik een koe, waar twee pootjes uitstaken. Mijn vader had me niet verteld dat een koe moest bevallen… Lichtelijke paniek sloeg toe. Na een telefoontje met mijn vader werd er hulp ingeschakeld en gingen we die bevalling tot een goed einde brengen. Niets bleek minder waar, het kalfje bleek dood in de koe te zitten. Het is dan zaak dat het beestje zo snel mogelijk uit de baarmoeder komt om de koe te redden. Voor mijn doen was ik redelijk kalm, maar de ingeschakelde hulp bezorgde mij stress van hier tot in Tokio. In iets grotere lichte paniek belde ik mijn vader weer op met de vraag: “wat nu?” Hij belde een vertegenwoordiger van koeienvoer op en die man is mij komen helpen. Kalfje dood, maar koe gered! Voor iemand die niet 7 dagen per week bezig is met koeien, is het soms moeilijk om een oplossing te vinden. Daarom moet de boer altijd bereikbaar zijn wanneer hij op vakantie is. Ik gun mijn ouders hun weekendjes weg, maar ik ben altijd blij als ze weer veilig op het nest zijn, zij de stallen weer runnen en ik met een gerust hart de koeien weer terug kan geven. Het is een beetje zoals passen op kinderen van iemand anders, je weet wel ongeveer wat je moet doen, maar het is altijd fijn als de echte ouders er weer zijn. Zo is dat met koeien ook eigenlijk.

Visitekaartje

In mijn ogen hebben veel mensen een verkeerd beeld van hoe een melkveebedrijf of welke boerderij dan ook daadwerkelijk uitziet. Laat staan hoe ze functioneren. Er zijn een aantal bedrijven en merken die hier wel iets aan doen. Neem Campina bijvoorbeeld. Ieder jaar organiseren ze de ‘Open Boerderijdag’. Je kunt dan bij verschillende boeren op bezoek gaan om de boerderij te ervaren en te zien hoe het eraan toe gaat. Maar er is meer mogelijk volgens Carel de Vries op www.courage2025.nl:

“Visitekaartjes heb je om uit je binnenzak te halen, uit te delen en indruk mee te maken. Onze visitekaartjes lopen langs spoorlijnen, snelwegen, stadsranden, recreatieparken. Allemaal A-locaties waar anderen zich niet mogen etaleren of alleen tegen forse betaling. En wat doen we? We stoppen ons visitekaartjes in de binnenzak. Lege weiden. Verlaten A-locaties. Gemiste kansen. Daarvoor in de plaats vullen we het landschap met steeds grotere eenvormige  loodsen, waar, laten we eerlijk zijn, niemand graag het uitzicht op heeft. Geen plaatje waar je in je vrije tijd warm van wordt. ’Hoe lok je een megastaldiscussie uit? Les 1’.  Een leeg land met industriële loodsen. Zo wordt je vanzelf bio-industrie. Of je wilt of niet. Of je het beoogt of niet. Dat is de fuik waar we ondanks al onze goede bedoelingen (ik meen het!), met de stroom mee, langzaam maar zeker, in zwemmen.

Het is tijd voor een nieuwe smoel. Geen facelift, maar een echt nieuw gezicht. Natuurlijk, leuk, mooi. Een aantrekkelijk kijkspel. Geen associatie met industrie. Maar een associatie met onze assets: het dier en het landschap. Neem een voorbeeld aan dierentuinen, die weten hoe ze met een plaatje geld kunnen verdienen. Dat hebben we gedaan. Het resultaat is de Koeientuin. Je kunt de Koeientuin bekijken bij Chris Bomers, Klaverdijk 3 in Groenlo. Ga op de brug in het midden van de stal staan, kijk naar links en kijk naar rechts en ervaar het verschil. De eerste aanzet voor een nieuw plaatje bij een nieuw verhaal. Melkveehouderij is prachtig.”

 Een Koeientuin, hoe mooi is dat? Het is een stal, die zo ontworpen is dat het voldoet aan de wensen van de koe. Alsof de koe haar eigen stal ontworpen heeft. Ik vind het prachtig. De koeien lopen vrij rond in een groene omgeving, maar staan toch in een stal. De stal is geopend voor publiek en mensen kunnen er dus op elk moment van de dag een kijkje gaan nemen. De Koeientuin is in mijn ogen een samenwerking tussen wat de melkveehouder wil en wat de (onwetende) samenleving wil. De koeien leven in een natuurlijke omgeving, maar omdat het niet haalbaar is om ze altijd buiten te laten, zijn ze eigenlijk toch in een stal.

Altijd buiten

 Nu ik het heb over altijd buiten laten. Dat is wat de maatschappij dus eigenlijk wil. Een koe moet 365 dagen per jaar buiten zijn. Ten eerste, een koe moet helemaal niks, behalve mest maken van het voer dat eerst gekauwd wordt, naar de pens gaat, vervolgens nog een gekauwd wordt en dan nog drie magen afgaat. Serieus, dat is een heel werk voor zo’n beest. Maar dat terzijde. Buiten zijn, daar ging het over. Ten tweede, een koe heeft bij 18 graden al hittestress. Waarom zou ze dan in de zomer, in de volle zon in een weiland willen liggen?

Een citaat van Almirantex op www.tallsay.com:

“Er zijn heel veel runderen die niet meer buiten in de wei komen. Zij blijven in de grote ligboxenstallen staan. Soms stappen ze daar wat rond, bepaalde tijden staan ze vast aan een voerhek. Ze lopen naar de melker toe op de tijden dat ze gemolken worden. Hiervoor wordt een melkinstallatie gebruikt.
Dit is omdat het voor de boer dan allemaal wat makkelijker te doen valt. De verzorging en de melk- of vleesproductie.”

Een korte tekst, maar wel eentje waar mijn tenen zich enorm van krommen. Allereerst staan koeien niet vast aan een voerhek op bepaalde tijden. Dit is alleen wanneer de dierenarts op bezoek komt om de koeien na te kijken. Potstallen, dat zijn de stallen die er vroeger waren en waar koeien aan een ketting lagen, bestaan allang niet meer. De voorlaatste zin is het allerergst: “…. voor de boer allemaal wat makkelijker te doen valt.”, want ja, een boer is gemakzuchtig en heeft niets over voor zijn koeien… Dit is in mijn ogen echt onzin. Echte boeren genieten ervan om hun koeien in de wei te zien. Ze worden er beduidend gezonder van en natuurlijk is het beter. Maar een koe altijd maar buiten laten, is niet haalbaar. Waar moeten ze met z’n negentigen heen als het regent? Bouw maar eens een schuilplaats voor 90 koeien. En als de zon volop schijnt? Er zijn nooit genoeg bomen om ze allemaal onder te laten staan. En dan krijgen ze dus echt stress, hun ademhaling wordt zwaar en ze staan te puffen. Laat ze dan maar fijn in de stal, die aan 2 kanten helemaal open is, maar waar ze wel zonwering hebben.

Eric van den Hengel, Directeur Stalbouw.nl zegt precies hetzelfde:

“Wij mensen vinden het plezierig om bij lekker weer buiten te wandelen, fietsen, BBQ­‐en, enzovoort. Wordt het te warm, te koud of te nat, dan verkiezen wij onze comfortabele woning. Dat wil de koe ook. Heeft u wel eens een groep koeien in de regen zien staan? Ze staan met kromme rug, kont naar de regen bij elkaar te ‘schuilen’. Geven we de koe de keuze, dan zal ook zij alleen bij mooi weer (droog en een temperatuur tussen 8 en 18 graden) naar buiten willen om lekker te grazen. En in de tijd dat zij in de stal is (en dat is meer dan 70 procent van het jaar), heerst er een aangenaam en gezond klimaat.”

 Daarom worden er tegenwoordig ook andere stallen gebouwd dan vroeger. Koeien hebben meer plaats, betere ‘bedden’ en een betere leefomgeving. Het feit dat ze binnen blijven is er nu eenmaal, maar boeren en stalbouwers doen er alles aan om dat zo comfortabel mogelijk te maken voor de koe.

De prijs van melk

Ondertussen heb ik wel duidelijk gemaakt dat ik van mening ben dat boeren het beste voor hebben met hun koeien. Het is niet zo dat koeien voor hen machines zijn, maar het zijn levende wezens die ze een fijn en comfortabel leven willen geven, in ruil voor melk. Je zou denken dat het zo makkelijk gaat, die ruilhandel. Maar de ruilhandel tussen boeren en producenten is de laatste jaren niet zo rendabel meer. De boeren krijgen steeds minder voor een kilo melk. De prijs van kalfjes is al jaren ontzettend laag. En moeten boeren ook minder hard werken? Nee. De boeren werken nog steeds even hard, hetzelfde aantal uren, maar wel tegen een veel lagere prijs. Door de afschaffing van het quotum is de prijs gekelderd. Het quotum betekende dat een boer een bepaald aantal kilo melk per jaar mocht leveren. De productie van melk werd zo in de hand gehouden en eigenlijk was dat een goed systeem. Maar in Den Haag vonden ze van niet. Weg quotum, hallo lage prijs. De melkprijs was eind februari zo’n 28 cent per kilo melk. Bedenk je daarbij even dat je in de winkel ongeveer een euro betaald. Ergens in het hele proces zijn er mensen die heel veel verdienen aan melk, en dat zijn niet de boeren. De meesten zouden op dit moment de handdoek in de ring gooien, omdat je melkt voor niets. Maar de meesten vatten de koe bij de horens en werken door, in de hoop dat het binnenkort toch weer beter wordt.

Van boeren moet je houden

Zoals ik het hele verhaal begon, ik ben al bijna 25 jaar een boerendochter en zou het niet anders gewild hebben. Het bedrijf van mijn ouders ga ik niet overnemen omdat het niet rendabel is om zo’n bedrijf nog te runnen in deze tijd. Ik vind het ontzettend jammer dat een familiebedrijf verloren gaat, generatie naar generatie runde onze boerderij op verschillende locaties. Maar ik heb al ideeën in mijn hoofd voor een nieuwe bestemming van de stallen. Want een bedrijf waar je meer dan dertig jaar je ziel en zaligheid ingestopt hebt, verkoop je niet zomaar aan een vreemde.

“Van boeren moet je houden” is een uitdrukking die bij ons op tafel komt wanneer mijn vader mest gaat rijden en er mensen beginnen te klagen over de geur. Ik vind het net fijn als ik op zondagavond in Antwerpen op mijn kot mijn koffer open maak, en mijn vers gewassen handdoeken naar de stallen ruiken. Of als ik terugkom van vakantie, dat de geur van koeien, stallen en mest me tegemoet komt. Boerendochter zijn heeft zo zijn voor- en nadelen, maar welk beroep heeft dat niet? Mijn vader kan tenminste nog altijd het grapje maken dat zijn kinderen van de melkboer zijn…

Is dit nu later als ik groot ben? : Gezond oud worden

Tegenwoordig worden we doodgegooid met gezonde producten en afslankreclames. De Basic Fit sportscholen schieten als paddenstoelen uit de grond. Mensen doen vol enthousiasme een detox en de sapkuurtjes zijn niet aan te slepen. Maar wat is gezond leven nu eigenlijk? En wie bepaalt wat gezond is?

Dik anderhalf jaar geleden kwam ik terug van mijn zomervakantie en na 2 weken volop genieten van zon, zee, strand en vooral eten, gaf de weegschaal een niet nader te noemen getal aan. Er moest iets veranderen. Ik vond mezelf nooit dik, heb altijd aan sport gedaan, maar het was dan 3 weken minimaal 4 keer per week hardlopen, en erna weer maanden niet. Vol goede moed begon ik aan mijn zoektocht naar een ‘gezonde levensstijl’, want op internet vind je alles. Maar hoe meer ik zocht, hoe meer tegenstrijdigheden ik tegenkwam. De een zegt dit, waarna de ander dat keihard ontkracht. Ik zag door de bomen het bos niet meer, besloot mijn laptop te sluiten en in dat bos te gaan hardlopen.

Maar naast al dat geloop, bleef ik lekker en veel eten en tikte ik ieder weekend de nodige pintjes weg. In januari 2015 verhuisde ik naar Antwerpen, wat betekende dat ik mijn eigen boodschappen moest doen en iedere avond voor mezelf moest koken. De knop was om. Ik bleek koken ontzettend leuk te vinden. Uitproberen en testen. Soms een verrassend lekker maal en soms iets wat ik mijn hond nog niet voor zou zetten. Na een blessure aan mijn meniscus ruilde ik hardlopen in voor krachttraining. Ik begon met mini-gewichten waarvoor ik me stiekem een beetje schaamde. Maar ik ging, en dat was wat telde voor mij. Ondertussen ben ik zo’n 12 kilo kwijt en ik hoop ze niet meer terug te vinden. Het geluid van halterschijven op een stang doen, ijzer dat op elkaar tikt, maakt me blij. Ik word gelukkig van het feit dat ik iedere week sterker word en mijn lichaam meer aankan. Veel mensen zullen denken: “Elke, je bent student, geniet van die tijd en ga er op uit!” En dat doe ik zeker ook, alleen doe ik dat op mijn manier. Vroeg opstaan, sporten en koken is voor mij genieten. In het weekend ga ik zeker op pad met vrienden en komen ook die pintjes weer voor mijn neus. Maar dat ik dat nu met mate doe, begrijpen veel mensen niet.

Mijn oma is 81 jaar, kerngezond en hartstikke fit. Zo wil ik ook oud worden. Ze heeft haar hele leven hard gewerkt, gesport en genoten van alles om haar heen. Ik zie haar als een voorbeeld. Het leven is niet altijd een feest en 1 op de 3 mensen krijgt kanker. Honderd procent gezond leven kan niemand, maar ik vind het op deze wereld veel te leuk om vroeg te vertrekken. Daarom doe ik gewoon een beetje meer dan gemiddeld mijn best om gezond oud te worden. Om net als mijn oma op 81-jarige leeftijd nog iedere week te fietsen, zwemmen en wandelen. Om te kunnen genieten van lekker eten en alle mensen om me heen, zonder dat iemand zich zorgen moet maken over mijn gezondheid. En het allerfijnste zou zijn, als mensen mij niet beoordelen op het feit dat ik het fijn vind om vroeg op te staan, gezond te eten en ijzeren schijven te slepen in de Basic-Fit. Genieten doe ik met volle teugen, alleen op een iets andere manier.

Is dit nu later als ik groot ben? : Opgroeien anno 2016

11 september 2001, aanslagen New York, opgeëist door Al-Qaida.

11 maart 2004, aanslagen in Madrid, gepleegd door ETA of groeperingen van Al-Qaida.

13 november 2015, aanslagen in Parijs, opgeëist door IS.

22 maart 2016, aanslagen Zaventem Brussel, opgeëist door IS.

De wereld is een puinhoop. En niet zo’n beetje. En eigenlijk al heel lang. Zolang ik me kan herinneren gebeuren er aanslagen op de wereld, op verschillende plaatsen en door verschillende religies of groeperingen. Het grote verschil? Toen ik kind was, maakte ik me minder druk om aanslagen. 10 jaar geleden vond ik het belangrijker welke kleding ik droeg, hoe mijn haar zat en of mensen vrienden met me wilden zijn. Tegenwoordig ben ik me meer bewust van wat er om me heen gebeurt. Ik lees de krant en kijk het nieuws. Ik zie elke dag dat mensen zich het daglicht niet gunnen. Zich afmaken onder elkaar. De een nog hebberiger dan de ander.

Er wordt gezegd dat kinderen in deze tijd anders opgroeien dan dat wij deden. Ze groeien op met meer terrorisme en meer geweld. Maar is dat wel zo? Is geweld er niet altijd geweest? Maken kinderen van tegenwoordig zich net zo druk om de aanslagen als dat volwassenen doen? Zijn zij niet ook bezig met welk speelgoed ze willen en welke vriendjes ze uitnodigen op hun verjaardagsfeestje? Mag Achmed dadelijk niet meer komen omdat hij islamitisch is?

Er is zeker meer geweld tegenwoordig, en kinderen groeien in een andere wereld op dan 10 of 15 jaar geleden. In deze puinhoop wil ik geen kinderen op de wereld zetten, maar voor de mensen die dat wel doen wil ik iets meegeven. Laat kinderen kind zijn, laat ze spelen en genieten en maak ze vooral niet bang. Maar zorg dat ze weten wat er speelt, en dat er altijd mensen op de wereld zijn die het nooit met elkaar eens zullen worden. Er komt een moment dat ze er zelf meer over willen weten. Net zoals ik door de jaren heen meer nieuws wil weten. Dat is opgroeien. Bepaalde fases doorlopen. Het ene moment hebben Ken en Barbie ruzie en vergaat de fantasiewereld. Het andere moment hebben Putin en Obama ruzie en vergaat de echte wereld.

In mijn eentje kan ik niet al die kinderen helpen om kind te zijn. Maar we kunnen er wel met zijn allen voor zorgen dat ze Achmed én Joris samen op hun verjaardagsfeestje laten komen. Door ze te vertellen, dat niet iedereen ruzie heeft. En de wereld nog niet verloren is.

Is dit nu later als ik groot ben? : Mijlpalen

Naarmate ik ouder word, besef ik steeds meer dat er minder mijlpalen in mijn leven zijn. Met die mijlpalen bedoel ik niet dat er voor mij niets meer te bereiken valt, ik doel op specifieke leeftijden die je bereikt en ook daadwerkelijk iets voor je betekenen.

De eerste mijlpaal in mijn leven is het moment dat ik naar de basisschool mocht. Ik was 4 jaar en was ‘uitgepeuterd’. Met een rugzakje gevuld met boterhammen en een pakje chocomel vertrok ik naar groepje 1. Juffrouw Annie speelde en tekende met ons, eigenlijk hetzelfde als op peuterspeelzaal. Na 1,5 jaar besloten de juffen dat ik niet genoeg gekleuterd had en te jong was voor groep 3. Thuis werden ze gek van het feit dat ik elke dag thuis kwam met de mededeling dat ik ‘elke puzzel al tig keer gemaakt had’. De volgende mijlpaal die je bereikt is zo rond je 8e levensjaar. Je Eerste Heilige Communie. Bij ons in de klas was er een verdeling, je deed de communie of je deed hem niet. Maar het doel hetzelfde: zoveel mogelijk kadootjes krijgen of een reisje naar Disneyland maken. De meesten kregen een fiets en een taart. Ik kreeg een fiets, een paard én een taart. Wow. Geluksvogel. Daarna komen er 4 jaren waarin je de basisschool doorloopt en dan ben je opeens 12 jaar, de oudste van school. Oh wat voelde ik me stoer, ik was sowieso de oudste van de klas en nu zelfs de van school. Totdat je na de zomervakantie de middelbare school binnenstapt en plots weer een van de jongsten bent. Brugpiepers, arme kinderen zijn het. Tenminste, dat vond ik van mezelf. Maar die eerste jaren op je middelbare school overleef je, en dan word je 16 jaar. De jaren tussen 12 en 16 kropen voor mij voorbij. Ik wilde zó graag brommer rijden… Helaas was ik niet slim genoeg en moest ik twee keer gaan voor het certificaat (misschien niet lang genoeg gekleuterd?). Toen ik eenmaal dat papiertje in handen had, kon ik de wereld aan. Dacht ik.

Want brommers, gaan altijd kapot. Meestal als het regent en niemand je kan ophalen. Uren heb ik staan wachten als mijn Peugeot Fox na een uur kickstarten echt niet wilde meewerken. ‘Had ik maar een auto’, dacht ik ontelbare keren. Twee jaren kropen voorbij en ik begon op mijn 18e met autorijlessen. Na 10 maanden had ik ook daarvan mijn papiertje en kon ik écht de wereld aan. ‘Nu kan ik naar Zuid-Afrika rijden, helemaal op eigen houtje’. Niet dat ik dat zou doen, maar het kon. En dan kom je aan bij de laatste mijlpaal, die eigenlijk niets voorstelt als je in Europa woont tenminste. Op mijn 21e verjaardag werd ik dan eindelijke ‘volwassen’. Ik voelde me niet anders dan de dag ervoor. En ik wilde ook helemaal niet volwassen zijn. Ik had dan al wat jaren gewerkt en verschillende studies gedaan, maar was dit dan het moment dat ik ‘volwassen keuzes’ moest gaan maken? Ik vond dat ik die mijlpaal nog wel wat jaartjes uit kon stellen.

Nu heb ik de leeftijd van 24 al bereikt, qua leeftijd geen mijlpaal, maar ik kan wel zeggen dat ik nu op de mijlpaal zit waar ik op mijn 21e had moeten zitten. Qua leeftijd kan ik nergens meer naar uitkijken, alleen maar hopen dat ik heel oud word en mijn uiterlijk op deze leeftijd blijft steken. Op een bepaald moment in je leven gaan de leeftijdsmijlpalen om in echte mijlpalen. Je gaat meer nadenken over dingen die je wil bereiken in het leven. Het worden mijlpalen die je kan bijstellen als de weg er naar toe even niet gaat zoals je gedacht had. Met dit in mijn achterhoofd ga ik heel langzaam op de 30 aan en kijk ik uit naar een groot feest, want 30 worden, dat is toch een mijlpaal?

Is dit nu later als ik groot ben : Babytaboe

Ik krijg er kriebels van als ik zie hoe mensen van mijn leeftijd met baby’s omgaan. Beter gezegd, hoe ze die baby’s allemaal op de wereld zetten. De ene na de andere persoon uit mijn middelbare schoolcarrière deelt het heugelijke feit dat hij of zij een baby verwacht. En dan heb je mij, 24 jaar en zielsgelukkig met mijn (nog) kinderloze bestaan.

In huize Thijssen loopt/kruipt/rolt sinds december 2014 een nieuwe telg van de familie rond. Carice is het dochtertje van mijn broer. Een paar dagen per week komt ze op bezoek, de grond is dan bezaaid met speelgoed, houten lepels (een kinderhand is snel gevuld), broodkruimels, koekjes en de rest wat een peuter met zich mee brengt. Ze lacht als er iemand binnenkomt, ze valt om als je tegen haar zegt: “Oh nee, daar valt Carice om!” en wanneer je “Klappen in de handjes” zingt, doet ze vrolijk in haar handjes klappen. Maar dan plots bedenkt ze zich dat ze honger heeft of wil slapen, en dan zingt ze op eens heel andere liederen die mijn oren niet kunnen verdragen. Op die momenten, draag ik haar met liefde over aan mijn ouders of mijn broer. Heb ik dan geen verantwoordelijkheid? Nee, ik heb ervoor gekozen om op mijn 24e nog te studeren in plaats van luiers verschonen en gebroken nachten te beleven.

Maar het feit dat ik daarvoor kies, is een taboe. Want in deze maatschappij mag je er niet openlijk voor uitkomen dat je geen kinderen wil. Althans, zo voelt het. “Oh maar dat komt wel”, en “Het is anders als je van jezelf zijn!”, zijn uitspraken die ik dan hoor. Het wordt helemaal erg als ik erbij vertel dat ik ze misschien wel nooit wil. Dan ben ik een egoïst die de mensheid niet voortzet.

Negen maanden dragen en minstens 18 jaar zorgen voor iemand is een grote verantwoordelijkheid die ik liever naast me neer leg. En daarbij, waarom zou ik iemand willen laten opgroeien in een wereld waarin de mensheid zichzelf uitroeit in oorlogen en de wereld zo vervuilt dat we er over weet ik hoeveel jaren niet meer kunnen leven? Maar nee, kinderen krijgen dat hoort erbij. Dus blijf ik fijn bij mijn standpunt, kinderen krijgen is niet voor iedereen weggelegd. En iedereen maakt daarin zijn eigen keuze. Laat het dan maar een taboe zijn, taboes zijn er om gebroken te worden. En laat ik dat nou net zijn wat ik ga doen.

Is dit nu later als ik groot ben? : Keuzes

Herinner je je nog toen je een jaar of 8 was, dat je wekelijks een vriendenboekje onder je neus gestopt kreeg. “Wil je in mijn vriendenboekje schrijven?”. Natuurlijk wilde je dat, op dat moment maakte je friends for life. Het eerste stuk ging je gemakkelijk af; je naam, woonplaats en leeftijd wist je immers maar al te goed. Dan werd het iets moeilijker, je favoriete eten (frieten of pannenkoeken?), je favoriete kleur (roze kon echt niet meer) en je favoriete huisdier. Het waren keuzes, die je leven eigenlijk nog niet bepaalden. Maar dan, als allerlaatste kwam de vraag “Wat wil je later worden?” Ik schreef er de ene keer juffrouw, en de week erna werd ik turnster. Met de nadruk op –ster, want ik ging natuurlijk voor de Olympische spelen. Twee maanden en een lelijke val tijdens de turnles later, besloot ik toch maar amazone te worden, ik had net mijn eigen paard gekregen.

Op 8-jarige leeftijd wist ik eigenlijk gewoon niet wat mijn carrière ging worden. En nu, 16 jaar later, weet ik dat nog steeds niet. Maar in de tijd ertussen heb ik wel talloze keuzes moeten maken in een bepaalde richting. Op de middelbare school koos ik een ‘afstudeerprofiel’, maar met die keuze viel in mijn ogen alle creativiteit af en kon ik alleen maar econoom worden… niet echt mijn gedroomde toekomst. Maar het zou goed verdienen werd me verteld, dus koos ik Economie en Maatschappij. Kon ik nog altijd ervoor kiezen iets voor mensen te betekenen. Met mijn diploma op zak ging ik op zoek naar een geschikte opleiding. van Commercieel management tot Binnenhuisarchitectuur, zelfs de Hogere Agrarische School was een optie. En het enige wat ik dacht was: “Ik zie door de bomen het bos niet meer, ik wil niks kiezen.” Zo gezegd, zo gedaan, en ik ging een jaartje werken. Tijdens mijn werk in een bekende kledingwinkel merkte ik dat ik het leuk vond om etalages te maken. Styliste, dat was mijn roeping. Ingeschreven voor een veel te dure opleiding op een privéschool ging ik er voor de volle 100% tegen aan. Om er na een jaar achter te komen dat dat het ook niet was…

Lang leve de lol werd mijn motto. Zowat elk festival in Nederland en België bezocht ik in één jaar tijd. Thuis werden ze er gek van. “Ga anders zelf festivals organiseren, dan brengt het nog wat op in plaats van dat het alleen maar geld kost!” *Pling* Er ging een lampje branden. Dat was nog eens een goed idee. Dan kon ik de rest van mijn leven festivals bezoeken en organiseren, én er geld aan verdienen!

Win-win situatie dacht ik zo.

Op naar Antwerpen, Karel de Grote Hogeschool, Event- en Projectmanagement. Ik had mijn droomopleiding gevonden. Althans, dat dacht ik. Al snel kwam ik erachter dat ook deze keuze misschien niet de goede was. Heimwee en faalangst staken de kop op. Met een lichtelijke duw van thuis uit, bleef ik toch. Ondertussen zocht ik naar andere opleidingen die beter pasten bij wat ik dacht te zoeken. Maar ik bleef me inzetten, en uit mijn resultaten bleek dat ik goed bezig was. Langzaamaan durfde ik na te denken over mijn toekomst. Een eigen feestlocatie in de stallen van de boerderij van mijn ouders? Misschien nog een caféetje erbij? Het werk dat ik momenteel doe in de horeca is eigenlijk ook wel leuk… Of ga ik toch iets met taal doen? Ik ben altijd zo goed in Nederlands geweest.

En wederom sta ik voor een hoop keuzes. Maar moet je perse al op jonge leeftijd weten wat je ‘later als je groot bent’ wil gaan doen? Het is toch veel mooier om gaande weg te ontdekken waar je talenten en passies liggen en vanuit daar een carrière op te bouwen.

Alhoewel het wel heel tof zou zijn als je op 8-jarige leeftijd in het vriendenboekje van je klasgenoot kan schrijven: “Als ik later groot ben word ik: projectmanager of copywriter”.